Skip to main content

1.

Wat bepaalt probleemgebruik?

Wanneer is het gebruik van alcohol of andere drugs problematisch?
Hoe komt het dat de ene persoon problemen krijgt met alcohol- of ander druggebruik, en de andere niet?
Waarom wordt iemand verslaafd?

Lees meer over de interactie tussen mens, middel en milieu.

Problematisch gebruik: meer dan verslaving

We gebruiken alcohol of andere drugs om heel wat redenen. Vaak omwille van de aangename en gewenste effecten, we spreken niet voor niets over genotsmiddelen. Middelengebruik kan zowel occasioneel of frequent gebeuren. Aan beide types van gebruik kunnen risico’s verbonden zijn.

Verslaving, misbruik, alcoholisme en afhankelijkheid: er zijn tal van termen voor problematisch alcohol- of ander druggebruik. Deze termen leggen de nadruk op de lichamelijke en psychische problemen, meestal op langere termijn, die voortvloeien uit het gebruik van alcohol en andere drugs. Het stereotiepe beeld van de alcoholicus of junkie is hier niet ver weg. Maar dat clichébeeld is te eng: middelengebruik kan ook al voor problemen zorgen, zonder dat er sprake is van verslaving.

Een brede definitie in de werkcontext: werkgerelateerd gebruik

De meeste werknemers gebruiken alcohol of andere drugs op een niet problematische manier. Mogelijke problemen zijn meestal niet het gevolg van chronisch gebruik, maar van occasioneel overmatig gebruik: ‘één keer te veel’ op het verkeerde moment. Na de jaarlijkse nieuwjaarsreceptie bijvoorbeeld. In de werksituatie gebruiken we daarom best brede definities en vermijden we stigmatiserende termen.

Met werkgerelateerd gebruik bedoelen we het gebruik van alcohol en andere drugs …

… voorafgaand aan het werk, maar met mogelijke impact op het werk (bv. alcoholgebruik de avond voordien).

… tijdens de lunch (op of buiten het bedrijf).

… gedurende werkgerelateerde gelegenheden (zoals recepties).

… gebruik tijdens het werk zelf.

(Frone, 2013, p.24)

Ook gebruik na het werk kan hieronder vallen (bv. een drink op vrijdagavond net na het werk). Dit is relevant gezien mogelijke arbeidswegongevallen.  

Bij een negatieve impact genieten de termen probleemgebruik en problematisch gebruik de voorkeur. Deze termen verwijzen zowel naar de gevolgen van occasioneel overmatig gebruik, als naar de impact van chronisch gebruik, en dit niet alleen voor de gebruiker zelf, maar ook voor zijn omgeving.

 

Wanneer is er dan sprake van een probleem?

Een complex antwoord: mens, middel & milieu (het MMM-model)

De alcohol- en drugsector gebruikt bij middelenproblemen al jarenlang een multifactorieel verklaringsmodel: het MMM-model. De mate waarin het gebruik van alcohol en andere drugs problematisch is, wordt bepaald door een combinatie van factoren ondergebracht in drie groepen:

  • de kenmerken van de gebruiker (Mens)
  • de drug zelf (Middel)
  • de context van het gebruik (Milieu).

De drie groepen van factoren staan in interactie met elkaar en bepalen of mensen al dan niet middelen (problematisch) gaan gebruiken.

Het MMM-model brengt al die ontstaansfactoren samen en stelt dat élke factor, individueel of in wisselwerking met elkaar, direct of indirect, kan leiden tot (problematisch) middelengebruik.

 

Allerlei factoren kunnen elk op een andere manier tot problemen leiden

Enkele voorbeelden van factoren die een rol kunnen spelen:

  • Contextuele, culturele en omgevingsfactoren, zoals wetten en regels, socio-economische factoren, media, beschikbaarheid van alcohol
  • Psychosociale factoren, zoals attitudes en persoonlijkheid
  • Interpersoonlijke factoren, bijvoorbeeld relaties binnen de familie of subcultuur
  • Biogenetische factoren, bijvoorbeeld genetisch bepaalde kwetsbaarheid
  • De drug zelf. De ene drug houdt meer risico’s in dan de andere, bijvoorbeeld meer kans op lichamelijke en geestlijke afhankelijkheid.
Complexe interactie tussen de factoren

Bij het MMM-model ligt de klemtoon op de complexe interactie tussen al deze factoren. Wat op het ene moment of voor de ene persoon perfect ok is, kan onder andere omstandigheden plots wel problematisch worden.

Een voorbeeld:

Werknemer Thomas (Mens) drinkt vier glazen alcohol (Middel), bij het avondeten en voor de tv (Milieu: thuis).

  • Wanneer Thomas dat slechts af en toe doet, is er niet onmiddellijk een probleem.  Om de risico’s van alcoholgebruik te beperken, drink je echter best niet meer dan 10 standaardglazen per week.
  • Wanneer Thomas van wacht is en dus kan opgeroepen worden, is er wel een probleem. Niet onmiddellijk een gezondheidsprobleem (voor zover Thomas dit occasioneel doet), wel problemen op een ander vlak. Er zijn immers gevolgen in het verkeer (overschrijding 0,5 promille) en voor het werk (onder invloed op het werk).


Meer weten over het MMM-model?
Bekijk de gratis online vormingen van VAD

De rol van de werkcontext

“Alcohol- en andere drugproblemen ontstaan thuis en mensen nemen hun privéproblemen mee naar hun werk.”

Klopt dat wel?

Niet altijd. Ook de werkcontext (het ‘milieu’ uit bovenstaand MMM-model) speelt een rol bij het ontstaan van probleemgebruik, en dan vooral van problematisch alcoholgebruik. Zowel het alcoholklimaat van de organisatie als jobinhoud, arbeidsomstandigheden, arbeidsvoorwaarden en arbeidsverhoudingen kunnen leiden tot problematisch gebruik door werknemers.

Ook hier is er geen eenduidig antwoord op de vraag waarom de ene werknemer wel drinkt of gebruikt en de andere niet, en waarom de ene werknemer wel problemen met dit gebruik krijgt en de andere niet. Onderliggende mechanismen zoals persoonlijkheidskenmerken en de mate waarin iemand sociale steun ervaart, blijken een belangrijke rol te spelen.

In het kader van een alcohol- en drugbeleid is aandacht voor werkgebonden factoren aangewezen. Het zijn factoren die je met beleidsmaatregelen kan beïnvloeden. Daardoor is preventie van problematisch gebruik een gedeelde verantwoordelijkheid van werknemer én werkgever.

Het alcoholklimaat van een organisatie

Het alcoholklimaat in een organisatie heeft een rechtstreekse invloed op het drinkgedrag van werknemers. Een positief alcoholklimaat doet het feitelijke gebruik op het werk toenemen.

Het alcoholklimaat is in elke organisatie anders en wordt bepaald door:

De beschikbaarheid van alcohol

In het algemeen neemt men aan dat drinken op het werk toeneemt wanneer de beschikbaarheid hoger is.

Voorbeeldgedrag heeft een sterke invloed op alcoholconsumptie, voornamelijk wanneer een individu blootgesteld is aan een zwaar drinkend voorbeeld. Matig drinkende voorbeelden doen het drinkgedrag verminderen, eerder nog dan een werknemer die niet drinkt.

De effectieve, gemakkelijke beschikbaarheid van alcohol op het werk is een teken van een positief alcoholklimaat.

De sociale drinknormen

Sociale drinknormen zijn verwachtingen en impliciete regels over drinken: wordt er onder collega’s gedronken of niet, hoeveel, wanneer en met wie. Of ook: men moet drinken om erbij te horen.

Frequente gelegenheden waarop werknemers en leidinggevenden drinken (recepties, verjaardagen, een wekelijkse of maandelijkse borrel) zijn een teken van een positief alcoholklimaat.

De sociale controle inzake alcohol op het werk

Dat kunnen bijvoorbeeld formele verbodsbepalingen zijn, maar ook informele goed- of afkeuring van drinkgedrag.

De tolerante houding van leidinggevenden en collega’s ten opzichte van alcohol, is een teken van een positief alcoholklimaat.

Stress en probleemgebruik

Mensen kunnen drinken of gebruiken om stress te vermijden of om ermee om te gaan. Hun gebruik is dan een stressreactie op eigenschappen van de werkomgeving. De kans op problematisch alcohol- of druggebruik verhoogt als mensen weinig controle hebben op:

Jobinhoud

De kans op problematisch gebruik is groter als mensen…

niet tevreden zijn met wat ze elke dag doen in hun job.

… weinig of geen ruimte hebben om hun jobinhoud te bepalen.

Arbeidsomstandigheden

Vooral gevaarlijke jobs zijn gelinkt aan (problematisch) gebruik. Mensen gebruiken alcohol of andere drugs (bijvoorbeeld slaap- en kalmeringsmiddelen) om met de spanning van dergelijke jobs om te gaan of omwille van bestaande gewoonten.

Anderzijds hebben bijvoorbeeld excessieve drinkers minder kansen op de arbeidsmarkt. Ze werken bovendien eerder in minder aantrekkelijke, veelal gevaarlijke jobs.

Arbeidsvoorwaarden

Vooral instabiele arbeid en flexibele arbeidstijden zijn risicovolle arbeidsvoorwaarden.

Arbeidsverhoudingen

De relatie tussen (problematisch) gebruik en arbeidsverhoudingen situeert zich op twee niveaus:

  • Leidinggevende – werknemer
    De mate waarin de leidinggevende zijn werknemer(s) controleert is een werkgerelateerde factor voor alcohol- en ander druggebruik. Vooral (het gebrek aan) consequentie is doorslaggevend: veel of weinig controle, controle van sommige werknemers, maar niet van iedereen, geen systematische controle.
  • Collega’s onderling
    Goede verhoudingen binnen de groep en tussen collega’s onderling vormen een buffer tegen problematisch gebruik. Dat geldt ook voor democratisch georganiseerd en teamgericht werken.

En risicoberoepen?

Zogenaamde ‘risicoberoepen’, waarin mensen vaker probleemgebruik zouden vertonen, zijn een cliché.

Bij beroepen met relatief meer probleemgebruikers speelt eerder een aantal steeds terugkerende kenmerken of risicofactoren een rol, met name de mate van supervisie, sociale controle en de beschikbaarheid van alcohol. Ook stress en werkomstandigheden kunnen bijdragen tot problematisch gebruik.

Meer en meer aandacht voor factoren in de werkcontext

De laatste jaren is er meer aandacht voor de factoren in de werkcontext zelf die alcohol- of andere drugproblemen veroorzaken. Dat is een positieve evolutie. Daarom dient een preventief alcohol- en drugbeleid rekening te houden met:

  • De werkomgeving
    Bijvoorbeeld maatregelen inzake de beschikbaarheid.
  • De werkorganisatie
    Bijvoorbeeld stressfactoren verminderen en geïsoleerde tewerkstelling vermijden.
  • De arbeidsmiddelen
    Bijvoorbeeld beveiliging op machines en voertuigen.
  • De arbeidsrelaties
    Bijvoorbeeld voldoende toezicht door de leiding, collegialiteit.

Dit geldt zowel op collectief (voorlichtingscampagnes) als op individueel vlak (adequate hulp).